OLDEHOVE, Ludgeruskerk
Het mooiste in de in het dorp ingebouwde kerk is wel de grafkelder. Die behoorde toe aan de familie Ripperda. De katholiek opgevoede Johan Willem Ripperda (1682-1737), die als jongeman de Englumborg bewoonde en daarna de borg Jensema, bekeerde zich voor een diplomatieke carrière tot het protestantisme en werd ambassadeur van de Republiek in Spanje. Toen hij daar minister kon worden, bekeerde hij zich net zo makkelijk weer tot Rome.
In dienst van de Spaanse koning doorliep ‘Juan Guillermo Riperdá’ een bliksemcarrière, eerst als ambassadeur in Wenen, vervolgens als opperminister onder koning Filips V. In 1726 viel hij echter in ongenade en werd hij gevangengezet in het Alcázar van Segovia.
Na twee jaar ontsnapte hij met een dienstmeid bij wie hij een kind had verwekt. Korte tijd later dook hij op in Marokko. Daar werkte hij zich op tot legeraanvoerder en rechterhand van sultan Abdallah. Een aanval op de Spaanse enclave Ceuta mislukte, waarna de Oldehoofster eenzaam en berooid stierf in de Noord-Marokkaanse stad Tetouan.
Zijn zoon Ludolf Luirt, werd Spaans ambassadeur in Wenen en trouwde met de Weense gravin
Margaretha van Cobentzel, die in 1730 op 32-jarige leeftijd stierf. Ze werd in een versierde zandstenen sarcofaag bijgezet in de grafkelder van de familie Ripperda onder de kerk van Oldehove. Op de zijkant is.
een brandend hart afgebeeld met het onderschrift ‘Caritas Dei’, een Christusmonogram en cartouches met opschriften. Hoewel de Ripperda’s katholiek waren, hadden zij hun grafrecht in de hervormde kerk weten te behouden. Pas tijdens de restauratie van de kerk in 1970 kwam deze grafkist weer aan het licht.
Grafkelder van Margaretha van Cobentzel die overleed in Den Haag op 24 mei 1730. Volgens overlevering was zij vanwege de heersende pokkenepidemie in het Westerkwartier en de Ommelanden naar Den Haag vertrokken. De ironie wilde – volgens het verhaal – dat zij juist daar aan de pokken stierf. Zij werd daarna per schip overgebracht naar Kampen, daar aan wal gezet en van daar naar Oldehove vervoerd. Daar werd ze bijgezet in de grafkelder in de kerk, die hoorde bij de borg Jensema. Oorspronkelijk was Margaretha gelegd in een loden kist, die was omhuld met hout. In de loop der tijd was de houten omhulling echter vergaan, zodat de sarcofaag alleen nog de loden kist bevatte.