Slingerend over de Dikemaweg met zicht op de kerk bereik je Saaxumhuizen. Het dorp met een (doodlopende) dorpsstraat heeft 24 huizen en nog geen 50 inwoners. In het centrum kruisen vier wegen elkaar. Bij deze kruising staat een romaans-gotische kerk, groot in verhouding tot het kleine dorp. Het dijkdorp Saaxumhuizen is ontstaan op de aangewassen landen achter Saaxum (Halfambt). Saaxum kreeg later de naam Lutke Saaxum ter onderscheiding van de naam Saaxumhuizen. Van de dijken is niets meer te zien, maar de Dikemaweg volgt nog het oude tracé van die dijk. De kerk werd vlak achter de dijk van nieuw aangewonnen land op een wierde gebouwd.
Pastoor Gerardus Joannis de Loppersum, die hier tussen 1550-1558 voor de parochie verantwoordelijk was, had Jacobus de Meerdere op zijn pastoorszegel. Het vermoeden bestaat dan ook dat de kerk ooit aan deze schutspatroon voor pelgrims was gewijd. De naam Jacobuskerk zou dus niet misstaan. Het is een sobere kerk met 93 cm dikke muren. Verder zitten aan de buitenkant zware steunberen die het geheel bijeenhouden. Mogelijk heeft daardoor de tussen 1350 en 1450 gebouwde kerk zo de tand des tijds weerstaan. Door verschillende verbouwingen en reparaties is het middeleeuwse karakter verdwenen en zijn nu voornamelijk 19e-eeuwse kenmerken te zien.
De buitenmuren van deze opvallende kerk zijn bekleed met grauw stucwerk. Onder deze pleisterlaag zitten muren van baksteen ook wel kloostermoppen. Friese kloosteroorden, zoals de Cisterciënzer monniken die in deze omgeving woonden en werkten hadden in de 13e eeuw contacten met Italië. Daar was de baksteentechniek bewaard gebleven. De monniken herintroduceerden de technologie begin 13e eeuw. De bouwstijl van de kerk noemt men romanogothiek, maar zelf geef ik de voorkeur aan baksteengothiek. Het gotische karakter is goed te zien aan de spitsbogen-ramen. De toren stond vroeger los van de kerk in de noordwesthoek en had een zadeldak. Deze toren raakte in verval. Tijdens de vernieuwing van de kerk halverwege de 19e eeuw heeft men de huidige toren aan de kerk gebouwd.
De binnenkant van de kerk is bij de grote restauratie tussen 1848 en 1851 stevig aangepakt. Zo liet de heer van Pieterburen, Geurt Gosen Alberda, er een herenbank plaatsen met prachtig houtsnijwerk. Het wapen van de Alberda’s is boven de herenbank te zien. Helaas werd een deel van de bank, dat het laatste avondmaal verbeeldde in 1977 gestolen. Deze is nooit meer teruggevonden. Tijdens de grote restauratie in de 19e eeuw werd ook het plafond opgehoogd om een orgel te plaatsen. Dit orgel van orgelbouwer Petrus van Oeckelen kostte toen fl. 3.360. Opvallend is dat dit destijds uit eigen middelen werd betaald. Er werd zelfs een woning voor de organist gebouwd. Tot 1918 onderhield de firma van Oeckelen het orgel voor fl. 14 per jaar.
Net als zoveel andere klokken werd die van Saaxumhuizen door de Duitse bezetters in de Tweede Wereldoorlog geroofd en omgesmolten. Na de oorlog werd in Heiligerlee een nieuwe klok vervaardigd.
De kerk kende vele geestelijken die voor het zielenheil van de mensen moesten zorgen. In de zestiende eeuw werd hier een prebende of vicarie gesticht. Een prebende stelt een pastoor in staat om in zijn onderhoud te voorzien waarvoor ook een vicarie of vermogen was gereserveerd. Dat zoiets ontstond duidt op de belangrijke positie van de kerk en de waarde die de kerkgangers eraan hechten. Er bestaat een lijst met de namen van alle pastoors en dominees die hier dienden. Zo heeft pastoor Derkc Krane (1584-1586) het niet makkelijk gehad, hij werd door de geuzen twee keer gevangengenomen en van al zijn goederen beroofd. Aan een dominee die hier na de reformatie kwam zit ook een bijzonder verhaal. In 1611 moet Fredericus Ilberi, schoolmeester te Oostum voor de synode in de stad Groningen verschijnen. De synode stelt dat Fredericus ‘op simonischer wise’ predikant trachtte te worden. Men beschuldigt hem ervan dat hij tegen de wil van de voornaamste adellijke collatoren (kerkheren die over predikantsplaatsen gaan) ging prediken. Ook neemt men hem kwalijk dat hij zich liet steunen door eenvoudige lieden. Ook zou hij geen testimonium doctrinae (getuigenis van de leer) hebben. Dit betekende dat hij ook nog een examen moest doen. Hij slaagde niet en werd op grond daarvan afgewezen. Dat het examen niet veel voorstelde blijkt wel uit het feit dat hij niet lang na dit incident predikant te Roderwolde werd.
Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw werden er nog regelmatig diensten gehouden. Met de terugloop van kerkgangers verdween de dominee. In 1974 werd de kerk overgedragen aan Groninger Kerken.
In de zomermaanden is een tochtje naar de bijzondere kerk zeker aan te bevelen, je kunt dan in de toren en genieten van een prachtig landschap.
Let dan ook eens op het verschil tussen de noord- en zuidmuur. De steunbeer of contrefort is aan de zuidkant veel breder en steviger dan aan de noordkant.