Ommelander Courant maandag 23 september 2024
UITHUIZEN-MIDDELSTUM
De schoonheid van de eigen omgeving wandelend ervaren, zo kan het beste de tocht van Zoutkamp naar Stad worden omschreven. Het is een wandeling die Winsumer Aad van der Drift samen met vriend en wandelaar Herman Haan maakt. Voor 50 cent kocht hij bij de kringloop het boekje Wandelen in Groningen langs het Hunze- en Fivelpad en aan de hand van dit ‘vergeten’ pad (waarvoor de naam Ommelanderpad niet zou misstaan) brengt hij een ode aan Het Hogeland. Vandaag deel 5: van Uithuizen naar Middelstum.
Wij starten op het terrein van de Menkemaborg. Dit complex werd in 1921 geschonken aan het Groninger Museum. Daarmee werd het trieste einde van zoveel oude steenhuizen op Het Hogeland voorkomen. Veel borgen zijn immers op een gegeven moment afgedankt en afgebroken, waarna de eigenaar de stenen op afbraak verkocht. Er zullen ongetwijfeld nog oude woningen zijn met een stukje borg binnen hun muren. Het waren de Alberda’s die omstreeks 1700 een oud steenhuis lieten verfraaien, waardoor de huidige Menkemaborg ontstond. De Alberda’s behoorden tot de oudste invloedrijke geslachten van de provincie. Na de komst van de Fransen in 1795 raakte deze familie haar macht kwijt. De nazaten hebben nadien nooit meer een belangrijke politieke functie bekleed. Met het overlijden in 1902 van de laatste Alberda van Dijksterhuis en Menkema verdween de familie geheel uit zicht.
Het steenhuis staat er nu prachtig bij. Binnen genieten we van het bijzondere houtsnijwerk van beeldsnijder Jan de Rijk. Eerder ontdekten wij zijn vakmanschap al in de kerken van Uithuizen en Pieterburen. Aan de muren hangen schilderijen van borgen elders uit de provincie. Als we buiten de gracht onze weg vervolgen, worden we gewaarschuwd om bij wind niet in het omringende bos te wandelen; er kunnen spontaan takken naar beneden komen. Gezien het aantal mensen dat dagelijks met een hondje een rondje door het bos loopt, hebben wij voldoende vertrouwen in de oude hoge bomen en wagen we het erop.
De onafzienbare akkervelden beloven een mooie oogst. Op weg naar Zandeweer zien we in de verte korenmolen Windlust uit 1818. Via een hoogholtje van hout en beton betreden we Zandeweer. Ooit kende dit dorp zoveel tuinbouw dat er zelfs een groenteveiling kwam. De zandige ondergrond van de kwelderwal waarop het dorp ligt, is gunstig voor de verbouw van groenten en fruit. De op de rand van armoede levende landarbeidersgezinnen konden met de overschotten van de verbouwde producten hun karige inkomsten aanvullen. De veiling en kleine groentetelers verdwenen samen met de schrijnende armoede. Toch passeren we nog enige glastuinbouw, waar het dorp ook lange tijd naam en faam mee had.
Het kan niet anders dan het merkwaardige Doodstil te noemen. De plaatsnaam zorgde er in 2005 voor dat dit gehucht landelijke bekendheid kreeg, als mooiste plaatsnaam van Nederland. Het is er stil, maar daar heeft de plaatsnaam niets mee van doen. De betekenis is Doede’s Til, oftewel de brug (til) van Doede. Verderop over de Meedstermaar ligt een nakomeling van die oude brug. Een bord verderop geeft aan dat we door Zevenhuizen lopen, een weinig originele plaatsnaam met inderdaad zeven huizen.
Als we Kantens naderen, worden we geconfronteerd met een schilderachtig Hogelands beeld. We zien het profiel van molen Grote Geert, de oude hervormde kerk en de in Amsterdamse Schoolstijl opgetrokken gereformeerde kerk. Het geheel ligt op een iets hoger stuk grond dan het omringende landschap. Het zijn kenmerkende punten van een wierdendorp waar de oudste kerk op het hoogste punt staat en een ossengang om het dorp loopt. Zo’n gang was bedoeld om het vee om het dorp te leiden. Wij staan geruime tijd stil voor een opvallend bouwwerk uit de nieuwe tijd. In de Pastorieweg passeren we de prachtige Garage Bisschop. Hier werden ooit de bussen van VADO (Verenigde Auto Dienst Onderneming) onderhouden. Dat was in een tijd dat kleine particuliere autobusdiensten ritten maakten van en naar Groningen. De huidige bewoners lijken met de originele kleuren van toen de schoonheid te willen bewaren.
Net buiten de bebouwde kom passeren we nog een Gronings fenomeen, maar nu uit de moderne tijd. Het is een woonwijkje met containerachtige noodwoningen. Hier wonen en leven dorpsbewoners die hun huis tijdelijk hebben verlaten vanwege aardbevingsschade.
Geploeter
Er is heel wat gegraven in de Hogelandster bodem; zo werden wierden en dijken opgeworpen, afgegraven en verplaatst. Ook grote percelen knipklei ontkwamen niet aan de behoeften van de mens om te bouwen. De nu lager gelegen gronden werden afgegraven als grondstof voor baksteen. Dit geploeter is goed te zien vanaf de Ossengang van Toornwerd. Hier is duidelijk dat de grond van de 5 meter hoge wierde her en der is afgestoken. Deze kwam tussen 1893 en 1906 grotendeels als bodemverrijking op de arme zandgronden van Drenthe terecht.
Een fraai en oud kerkpad voert ons naar het ijzeren hoogholtje van Middelstum. In de verte staat molen De Hoop; aan de rechterhand steekt een eenzame schoorsteenpijp van de voormalige steenfabriek Labor in de lucht. Op het stille plein voor de imposante Sint-Hippolytuskerk eindigt de wandeling. De kerkdeur is, dankzij het toegangsbeleid van ‘Groninger Kerken’, open. In de kerk valt direct het hoge witte plafond met fresco’s op. Er is veel te zien. Echt gefascineerd raken we door een bijzonder kleurrijk bas-reliëf. Het is een beeldhouwwerkje gemaakt eind 15e eeuw ter ere van pastoor Onsta. Het reliëf werd in 1879 ontdekt bij een restauratie van de kerk. Daarna werd het hersteld van schade die het tijdens de beeldenstorm van 1566 had opgelopen. Hoewel de kleuren opnieuw werden aangebracht, zijn het dankzij de resten die er nog op zaten wel de originele.