Op de wierde van het oude kerkdorp Bellingeweer is een omheind kerkhof te vinden. In het boek Winsums Verleden schrijft historicus Wiebe Jan Formsma dat Bellingeweer reeds in een vijftiende-eeuws register van het bisdom Munster als parochie werd vermeld. Kerk en pastorie moesten het echter op 20 februari 1581 ontgelden toen de te Winsum gelegerde geuzen die in de brand staken. De parochie Bellingeweer werd daardoor na de Hervorming noodgedwongen bij Winsum gevoegd. Unicus collator Onno Tamminga, heer tot Bellingeweer, schreef ruim veertig jaar later over een steenbult van de oude kapel die daar nog steeds ligt “geleegen seedert de troubelen en oorloogen met de stadhouderen van de koningen van Spangien”. Hij liet de kerk in 1641 herbouwen als een kapel van zijn borg, gelegen nabij de Tammingaheerd. Hij was unicus collator hetgeen wil zeggen dat hij alle rechten die bij de kerk hoorden, zoals het recht om predikanten te benoemen, bezat. Onno werd in 1652 in de kerk begraven. Zijn gebeeldhouwde zerk die boven de grafkelder lag, bevindt zich nu in de Torenkerk van Winsum waar die in een hoekje nog te zien is.
Op de steen staat: ‘ONNO TAMMINGA, HEER TOT BILLINGWEER, EENICHSTE COLLATOR VAN DESE KERCK, IN UBBEGA, MARNA ENDE HALVE AMBT MIT ANNX IOR ENDE HEUVELING, IS IN DEN HEERE GERUSTET DEN 19 SEPTEM. ANO 1652, OLT 75 JAEREN. VERWACHT EEN SALIGE OPSTANDINGE IN CHRISTO SEQUIMINI’.
In 1824 werd de kerk afgebroken en als bouwmateriaal gebruikt voor herstel van de kerk van Winsum. Wat bleef waren de graven, tot voor enige jaren ook het graf van Onno Tamminga. Op het Bellingeweerster kerkhof herinnert een eenvoudige gedenksteen aan de plek waar de zerk ooit lag.
De huidige muur werd vermoedelijk in 1738 rondom kerk en kerkhof aangelegd. Kerken en kerkhoven hadden bijna altijd wel een muur. Dat vond men in de middeleeuwen vooral belangrijk om het rechtsgebied van de kerk aan te geven. Kerken konden in die tijd asiel verlenen aan lieden die iets misdaan hadden. Het kerkelijk gebied kende immers een andere rechter dan het wereldse. Het was echter niet de bedoeling om er lang te blijven, maar in de meeste gevallen was er genoeg tijd om de misdaad door familie of vrienden te laten afkopen. Uiteraard was zo’n muur ook bedoeld om vee bij de graven weg te houden. In de begrafeniswet van 1869 werd opgenomen dat een omheining om een kerkhof van flinke hoogte en degelijkheid moest zijn. Niet om de doden weg te stoppen, maar uit angst voor besmetting. Men dacht dat doden ook na hun overlijden nog steeds nabestaanden konden besmetten.
Het nog steeds aanwezige oude muurtje heeft een bijzondere cultuurhistorische waarde. Voor zover bekend is dit de oudste omheining van een kerkhof in onze provincie. Als je de muur en de toegangspoort wat nader bekijkt zie je daar twee pijlers met een afdekplaat. Op die kerkplaten staat: ”Kerkvoogden Renovatum 1860”. Destijds werd het muurtje kennelijk opgeknapt. De daarop amper nog leesbare namen horen toe aan de toenmalige kerkvoogden, G.W. Cramer, G.A. Hopma en G. Havinga Janssonius. Wat bijna niemand weet is dat er nog een toegang was. Die zit 10 meter verderop aan dezelfde kant, maar is dichtgemetseld.
Verder bevinden zich in de noordmuur 12 zandstenen blokjes met een cijfer. Daarmee werden de rijen aangegeven. Dankzij de steunberen heeft de muur de eeuwen getrotseerd. Bijzonder genoeg bevindt zich in de Torenkerk van Winsum nog een bord met daarop een plattegrond van het kerkhof met waar zich de graven bevinden.
Bronnen:
Winshem, blad Historische Vereniging Winsum-Obergum, jaargang 2006, nr. 1.
Winshem, blad Historische Vereniging Winsum-Obergum, jaargang 2000, nr. 1.
Op de Dam een ijzeren hek met krullen, Peter de Vries, 2009.