Als in vroeger dagen een schip te veel mankementen had en de reparatie te kostbaar werd gaven schippers aan dat het schip “dan maar naar Garnwerd” moest.
Er waren meerdere concurrerende scheepssloperijen, dus het was nog maar de vraag of ieder schip de tocht naar de sloperij van Hammingh zou halen. In café Hammingh koop ik een in boekvorm uitgegeven lezing, “De Scheepssloperij in Garnwerd”. Deze lezing werd in 1993 gehouden door de laatste eigenaar van het café, Egbert Hammingh. De familie Hammingh was zeer ondernemend; naast de scheepssloperij hielden ze vee, hadden ze een veehandel, een taxibedrijf, beheerden ze de veerpond en waren ze tevens eigenaar van het café. De scheepssloperij werd uitgeoefend op het veldje waar nu de concurrent van café Hammingh, restaurant Garnwerd aan Zee, staat.
Pramen, tassen, Eemspunters, Rijnaken, tjalken of botters, als ze van hout waren, konden ze in Garnwerd gesloopt worden. Er was echter een beperking wat betreft de lengte van het schip; te lange schepen pasten niet. Als het mogelijk was om het schip doormidden te zagen, kreeg men het alsnog de helling op. Het optrekken van het schip op de helling was wellicht de zwaarste klus; er was weinig ruimte en men moest voorkomen dat het schip uit elkaar getrokken werd.
Een ploegje arbeiders sloopte tussen begin maart en de boeldag in mei zo’n zeven à tien schepen. Koevoeten, puntijzers, dommekrachten en vijzels werden gebruikt om zo netjes mogelijk te slopen. De mooiste stukken van het schip werden verzameld op de dijk tegenover het huidige café Hammingh. Gesorteerd en genummerd lagen ze daar te wachten op de eerste zaterdag in mei, de boeldag.
Op de feestelijke boeldag werd in het bovenzaaltje van café Hammingh de verkoop van het voorgaande jaar afgerekend. Kopers kregen meestal een jaar krediet. Na het afrekenen kon de verkoop beginnen; potentiële kopers liepen met de veilingmeester van stapel naar stapel. Er lagen ongeveer 1000 stapels hout op de dijk, die gekocht werden door boeren, particulieren en waterschappen. In veel huizen in de omgeving werd het zware en degelijke scheepshout gebruikt voor de bouw. Een mooi voorbeeld hiervan is te zien in café Hammingh, waar plafondbalken en vloerplanken afkomstig zijn van oude schepen. Met het verdwijnen van houten vrachtschepen kwam er steeds minder te slopen materiaal beschikbaar. In 1943 werd dan ook de laatste boeldag gehouden.
Dat er verdiend werd aan de scheepssloperij blijkt uit een van de laatste bladzijden van het boekje. In de periode 1919/1920 werd voor ƒ 3685,00 aan schepen gekocht en bracht de boeldag ƒ 6321,60 op. De winst van ƒ 2636,60, omgerekend naar nu, was ongeveer € 15.000